32. B - Handschriften

32.1. Algemene regels voor handschriften

Met de term handschrift of manuscript bedoelen we een in hoofdzaak met de hand geschreven document. De specificiteit ervan vereist aangepaste richtlijnen voor de bibliografische beschrijving. Die specifieke regels worden hier opgelijst. En er zijn nog specifiekere regels voor samengestelde handschriften.

Situaties die niet behandeld worden door deze richtlijnen, worden voorlopig opgelost volgens het regelwerk van de moderne drukken. De catalograaf signaleert dergelijke problemen aan de netwerkcatalograaf om zo naar aangepaste oplossingen te kunnen zoeken.

Warning

Facsimile's van handschriften vallen niet onder deze regels; ze moeten beschouwd worden als gedrukte publicaties, en vallen helemaal onder de algemene regels (zie bv. Titel en Annotatie).

32.1.1. Bibliografische bronnen

De beschikbare bibliografische bronnen kunnen alle gebruikt worden bij het beschrijven van handschriften.

32.1.2. Lidmaatschap

Alle handschriften, ongeacht de ouderdom, krijgen lidmaatschap zebra. Lidmaatschap od is niet van toepassing, omdat het niet om gedrukte publicaties gaat.

32.1.3. Titel

32.1.3.1. Handschriften met een eigen titelpagina

Als het document een duidelijke eigen titel heeft aan het begin van de tekst, is de bron titelpagina, als er een duidelijke titelpagina is. Met titelpagina bedoelen we de pagina aan het begin van het document die de titel draagt (cfr. de definitie door RDA).

32.1.3.2. Handschriften zonder eigen titelpagina

Als het document geen duidelijke eigen titel heeft aan het begin van het document, dan wordt de titel gekozen volgens deze hiërarchie:

  • uit het colofon (bron: colofon)

  • uit de rest van het document (bron: document, en verduidelijk eventueel in annotatie)

  • de titel zoals die voorkomt in externe bronnen, zoals catalogi, referentiewerken, enz. (bron: extern, en te verduidelijken in annotatie).

  • een zelf geconstrueerde titel (bron: extern).

32.1.3.3. Constructie van een titel

Indien het document geen eigen titel bevat, en er in een externe bron geen titel voor het document kan gevonden worden, construeer dan een titel:

  • op basis van een combinatie van de aard van het document en de inhoud/het onderwerp.

  • met als bron: extern.

  • taal van de geconstrueerde titel: Nederlands (de taal van de instelling).

Gebruik zoveel mogelijk gestandaardiseerde terminologie om de aard aan te duiden:

Voorbeeld:

  • Fragment (voor losse fragmenten en snippers tekst).

Specifieke terminologie wordt opgenomen in deze regels (de catalograaf signaleert als er andere types opduiken).

32.1.4. Auteurs

32.1.4.1. Authority controle

Alle auteurs worden altijd onder authority controle opgenomen.

32.1.5. Auteursfunctie

Volgende auteursfuncties worden gebruikt:

  • Voor de schepper van de tekst: aut

  • Voor de schrijver van het manuscript: scr (scribent: de persoon die geschreven kopies maakt van gedrukte teksten, of gedicteerde tekstopschriften noteert, en voor de schrijver van manuscripten). Behalve voor muziekpartituren, omdat van nogal wat componisten tegelijk ook handgeschreven partituren van andere componisten voorkomen.

  • Als de schepper tegelijkertijd de schrijver is: de auteursfunctie aut primeert, en in een annotatie van het type alg wordt verduidelijkt dat het om een autografisch handschrift gaat, met de taalonafhankelijke code <AUTO>.

32.1.6. Impressum

Aangezien het per definitie om niet gedrukte teksten gaat, is er geen impressum. Toch kunnen plaats en datum van productie van het handschrift worden toegevoegd.

  • Datum: de datum van de productie van het manuscript. Gebruik de datumtypes van de oude drukken.

  • Plaats: probeer steeds de plaats waar het handschrift werd geproduceerd op te sporen. De plaats wordt in platte tekst ingevoerd (heel dikwijls is er immers geen plaats vermeld). Indien geen plaats kan gevonden worden, vermeld dan de taalonafhankelijke code <SLP> (plaats van productie niet gekend).

32.1.7. Collatie

32.1.7.1. Paginering

Als het document gepagineerd of gefolieerd is:

  • noteer het aantal pagina’s of folio’s.

    Voorbeeld:

    • 14 <F>

    • 53 p.

Indien het document niet genummerd is of maar gedeeltelijk is genummerd, of deels in pagina’s, deels in folio’s is genummerd:

  • noteer tussen rechte haken het totaal aantal folio’s (cfr. DCRM manuscripts en in overeenstemming met de praktijk voor ongenummerde oude drukken).

    Voorbeeld:

    • [14] <F>

Warning

Uitzondering: als het gaat om fragmenten, vermeld dan het aantal fragmenten:

Voorbeeld:

  • 3 fragmenten

32.1.7.2. Illustraties

Van zodra er ook maar één illustratie in aanwezig is (zelfs al is het een droedel) wordt ill. vermeld in het illustratieveld.

Miniaturen worden expliciet vermeld. Gebruik daarvoor de taalonafhankelijke code <MIN>.

Voorbeeld:

  • illustratieveld: 2 <MIN>

32.1.7.3. Afmetingen

Vermeld steeds de afmetingen van het document, hoogte x breedte, in centimeter (naar boven afgerond tot een geheel getal).

Voorbeeld:

  • 25 x 23 cm

32.1.8. Relaties

Samengestelde manuscripten worden gerelateerd via relatietype ong/gno, en dan kan het pk geërfd worden.

32.1.9. Annotatie

Vermeld in annotatie alle informatie die je elders niet kan opslaan.

  • Bibliografische referenties.

  • Datering.

  • Verduidelijking van de bron van de informatie.

  • Aanvullende informatie i.v.m. de collatie.

  • ...

32.1.10. Onderwerp

Naast de gewone onderwerpsontsluiting wordt het publicatietype voor handschrift toegevoegd.

32.2. Samengestelde handschriften

Voor een bundeling van handschriften (meer dan één) wordt altijd een overkoepelend record aangemaakt en records voor de verschillende handschriften.

32.2.1. Overkoepelend record

Alle gegevens die gemeenschappelijk zijn voor de delen worden hier geregistreerd, en de eventuele gegevens over de band.

Als de verschillende handschriften elk eigen auteurs hebben, dan wordt in het overkoepelende record geen auteur opgenomen.

Als voor het overkoepelende record geen titel kan gevonden worden in het document zelf, wordt een titel geconstrueerd met als bron extern. Eventueel kunnen de namen van de auteurs worden opgenomen in de titel. Als de onderdelen een gemeenschappelijk karakter hebben, dan kan dat onderdeel worden van de titel.

Voorbeeld:

  • Samengesteld handschrift

  • Samengesteld handschrift : sermoenen

Ingewikkelder gevallen, zoals manuscripten van schoolnota’s, zijn moeilijk in regels te vatten. In die gevallen construeert de catalograaf goed doordacht een eigen titel.

Het record van de overkoepeling krijgt het plaatskenmerk voor de band.

Er wordt een relatie van type gno gelegd naar de onderdelen in het samengestelde manuscript.

32.2.2. Records voor de onderdelen

De records voor de onderdelen worden met de relatie van type ong verbonden met de koepelbeschrijving.

Een plaatskenmerk wordt niet opgenomen. Via de relatie erft het onderdeel het plaatskenmerk van de koepelbeschrijving.

32.3. Handschriften muziek

Als muziekhandschriften bestaan uit partituren die door de componist ervan zelf zijn neergeschreven, dan wordt aan die auteur de auteursfunctie cmp toegekend. In annotatie wordt vermeld met taalonafhankelijke code <AUTO> dat het om een autografisch document gaat.

Muziekhandschriften die het werk van een bepaalde componist bevatten, en door een andere componist zijn neergeschreven, krijgen als auteur:

  • de componist van het werk (auteursfunctie cmp).

De kopiist/scribent-componist wordt niet als auteur opgenomen, om verwarring te vermijden met zijn of haar eigen werk. De kopiist wordt vermeld in een algemene annotatie.

Voorbeeld:

  • annotatie type alg met als inhoud: kopiist: Edward Keurvels.